
O La La La
O La La La
Met O La La La van TC Matic heb ik vanaf het prille begin een haatliefde-verhouding gehad.
Het was een frisse vooravond, diep in de jaren zeventig, waarop Arno mijn Oostends appartement binnenwalste en aan de tafel bijschoof. Gezien hij permanent op zwart zaad zat deed hij dat wel vaker. Als wederdienst kookte hij soms voor ons, maar hoezeer zijn talent voor koken een verrukking voor de smaakpapillen was, werd het geëvenaard door zijn slordigheid. Ik legde voortaan een laag krantenpapier voordat ik hem de keuken binnenliet.
Arno repeteerde destijds met het embryonale TC Matic in jeugdclub De Frère, die zich recht tegenover het Thermae Palace Hotel bevond. Die bewuste dag kwam hij langs met een cassette waarop een demo van een nieuwe song stond. Na de eerste beluistering was ik niet bijster enthousiast over wat ik hoorde. Het strakke ritme kon me wel bekoren maar het " ge-O La La La " lag me niet en het bracht me terug naar mijn jeugdjaren op de plaatselijke kermis, om het zacht uit te drukken. Daarover moest ik niet op mijn tong bijten. Omdat Arno en ik min of meer een gelijklopende muzieksmaak hadden, vertrouwde hij op mijn oordeel maar deed toch z’n zin. Ik was meer een klankbord voor nieuwe ideeën en songs.
Onze vriendschap ging toen al even mee. Paul Couter had ons enkele jaren daarvoor in alcoholische sferen aan elkaar voorgesteld, en de klik was er nagenoeg meteen. We waren beiden jonge goden: ik had een diploma automechanica en met mijn eerste loon uit de garage kocht ik een goedkope Russische camera om met fotografie te experimenteren en Arno, destijds getalenteerde souschef van La Renommée, ambieerde op zijn beurt een rock-’n-rollcarrière. Die dromen waren de basis van onze vriendschap: onder invloed van de tijdsgeest babbelden we uren over muziek, mode, kunst en politiek. De Londense mode en de Britse muziek oefenden een enorme aantrekking op ons uit. Via de RMT ferrydienst, de ' moale ' in het Oostends, was de lijn Oostende-Dover onze directe link met het UK en Londen, waar we ons regelmatig gingen bevoorraden met de recentste lp’s en de meest trendy kleren. Arno ging toen in zijn eigengereide stijl gekleed, streetwise nonchalant retro English. Want hij was Anglofiel en zong Engels met een vet cockney- accent. Steevast was hij met een witte plastic kruidenierszak op stap. Daar droeg hij zijn kostbare bezittingen in mee, een beduimelde New Musical Express van de week, een paar mondharmonica’s en wat losse verfrommelde velletjes papier waarop hij flarden van zijn teksten memoriseerde.
Later, op een van die kanaaloversteken, vertelde Arno me hoe O La La La ontstaan was. Op repetities speelde Ferre Baelen om zijn vingers op te warmen altijd dezelfde 'tododo-tododo'-riedel op z’n bas. Soms speelde Rudy Cloet op snaredrum met een stevige tumdududum-beat op de partij in. Impulsief pikte Arno met het frivole 'O la la la c’est magnifique' op bas en drum dan in. Het was meteen een oorwurm en het nummer belandde snel als afsluiter op de TC Matic-setlijst. Nadat TC Matic hun publiek hele concerten lang gebombardeerd hadden met hoekige, bonkende ritmes, gierende gitaar van JM Aerts en scherpe keyboard van Serge Feys, was het tijd voor eens een ingenieuze meezinger. Het publiek ging er steevast mee door het dak. A hit was born.
Inmiddels sijpelden de jaren tachtig binnen, en zo ook TC Matics eerste bescheiden successen. Terwijl zij aan hun repertoire bouwden, verkaste ik in oktober 1980 naar West-Berlijn. Els (mijn toenmalige vrouw) en ik woonden er vijf maanden lang in een oud appartementsgebouw in Kreuzberg. Het was een piepklein maar gezellig appartementje - helaas ingericht in de Oberbayernstijl, maar dat kon de pret niet bederven. Via een advertentie hadden we het gehuurd van Gregor, een Oost-Duitse vluchteling die er zijn heil in vond dicht bij zijn Oost-Berlijnse verwanten te wonen, op een steenworp van de Berlijnse muur. Elke zondag klom hij op een houten stelling om ze al zwaaiend te begroeten over het onding heen.
Bijna dagelijks ging ik met mijn camera op stap langs de perverse muur der schande die Berlijn doormidden kliefde. Telkens nam ik een metrolijn naar een andere uithoek van de stad en stapte langs de muur op jacht naar nieuwe beelden. Een plek in het bijzonder is me bijgebleven. Als je het metrostation Gropiusstadt in Neuköln uitliep waande je je in een desolate futuristische setting van gapende leegtes tussen grote blokken en appartementsgebouwen. Dit was een uit de hand gelopen sociaal experiment om de woningnood op te lossen. Een ijskoude oostenwind sneed vanuit de verre Russische steppen over de stad. Het nieuwe stadsdeel was nog in opbouw, je kon tot bij de grens met de DDR stappen. Die linie beet zich als een eindeloos litteken van prikkeldraad, beton en ijzeren antitankversperring doorheen het troosteloze landschap. Diezelfde sfeer drong door tot het culturele hart van de stad en vond zijn weerklank in de Duitse undergroundscene, die de Anglosaksische muziek koppig de schouder bood. In het Kreuzbergse KZ36 speelden bands zoals de Einstürzende Neubauten, met slijpschijven, drilboren, pneumatische sloophamers en allerlei industriële machines en scandeerden ze schreeuwerige teksten tot verrukking van het anarchopunkpubliek. Want met de blote hand kon je nieuwbouw niet slopen. Arno zou het niet snel toegeven, maar mijn enthousiasme voor de Duitse alternatieve muziek verruimde zijn muzikale horizon.
Op een nacht omstreeks begin februari 1981 rinkelde de telefoon. ' Er is iets met mijn moeder gebeurd.', was de eerste gedachte die bij me opkwam. Slaapdronken nam ik op. ‘Zeg Danny, ’t Is ik hé, de platenfirma wil een single van O La La La uitbrengen, je moet rap een hoes maken want het is dringend, wanneer peins je dat je ermee gereed zal zijn?’ Arno. Verstijfd van de kou vanuit een Oostendse telefooncel. Een week eerder waren we in de marge van het Berliner Filmfest in een klein achterzaaltje een jaren vijftig 3D- film gaan bekijken. Daarvoor moest je een kartonnen brilletje opzetten met een rode en een groene filter als lens. Die namiddag fotografeerde ik met mijn Nikon F1 vanop een statief met zelfontspanner een rolletje selfie’s van Els en mezelf. We trokken beiden een zwarte trui aan en zetten onze 3D-brilletjes op. Daarna fotografeerde ik nog een rolletje stillevens met 3D- brilletjes. Het proces was gecompliceerder dan Arno had doen uitschijnen: in de badkamer van het appartement kon ik films ontwikkelen, maar geen prints maken, daar had ik de infrastructuur niet voor. In het Berliner Telefonbuch vond ik het nummer van een fotoclub en in mijn beste Duits huurde ik voor enkele uren een donkere kamer om mijn geselecteerde beelden te printen. PC of Mac- computers waren nog verre toekomst en grafisch werk was nog een ambacht van teken-, knip- en plakwerk. Twee dagen later kon mijn O La La La- ontwerp op de post. Het was meteen een schot in de roos.
In het voorjaar werd de videoclip in het toen splinternieuwe Noordstation te Brussel gedraaid. Videoclips vormden destijds, gepopulariseerd door MTV, een revolutie in muziekbeleving. Arno en ik bedachten er het scenario voor: we wilden een spectaculair beeld vinden dat het O La La La-effect belichaamde. Tijdens de brainstormsessies passeerde allerlei flauwekul de revue, totdat we uiteindelijk bij het beeld van bodybuilders belandden, culturisme was een hippe subcultuur in die tijd. We zetten twee mannen en een vrouw voor de camera, allen door een vriendin zorgvuldig gescout in de California Gym van Jean-Claude Van Damme. De clip is geen meesterwerk, en oogt nu aandoenlijk jaren tachtig, maar we hebben er ons toch kostelijk mee geamuseerd.
Nu, veertig jaar later, heb ik met O La La La vrede gevonden. Na vier decennia staat het nummer permanent op Arno’s setlist als afsluiter. Als geen ander heeft Arno de gave om zijn fans tot een uitbundige massa op te zwepen. Geen betere therapie tegen depressie dan samen in crescendo uit de bol te gaan, beweert Arno, en goedkoper dan een psycholoog. Je kan hem geen ongelijk geven. Si, c’est magnifique!
Ondertussen heb ik het nummer in verschillende versies, van wals tot reggae, gehoord. In binnen- en buitenland heb ik duizenden mensen op O La La La uit de bol zien gaan. In beide landsdelen zijn vier generaties met Oh La La La opgegroeid. Elk jaar staat het nummer steevast vooraan in de Classics 1000. Ondertussen is het lied cultureel en immaterieel erfgoed geworden. Ooit en uiteindelijk wordt O La La La tot nationale hymne gepromoveerd. Met enige zin voor overdrijven, eigen aan kustbewoners, wil ik aanvoeren dat O La La La alleen en op zichzelf ons hele apenland bijeen houdt. Allez vooruit! Tous ensemble!
And it rolls
And it goes
I see lovers
I see losers
And it’s heavy
And it is funny
Sparks fly tears roll
O la la la
O la la la
O la la la
Cest magnifique
Danny Willems (fotograaf Arno)